De bril van Bert – Inspanning is niet de enige weg om tot inzicht te komen

In het debat over de toekomst van het onderwijs lopen een paar grote lijnen: scholen werken meer samen met de buurt. Leerlingen zitten zelf meer aan het stuur van hun leerloopbaan. Kennis blijft belangrijk, maar komt niet uitsluitend meer van de leraar. Tot daar de theorie. In de praktijk loopt het zo’n vaart (helaas) niet.

Kern van het probleem is de opvatting over ‘kennis’ en vooral hoe je die kennis, of ruimer gesteld ‘ervaring’, het beste opdoet. Sommige leraren menen dat je de omvang en betekenis van W.O. I pas kan begrijpen na uren of zelfs jaren studie van historische feiten. Kennis vraagt in de eerste plaats inspanning, zeggen ze. Een andere weg om hetzelfde doel te bereiken is niet kwaliteitsvol of, erger, maakt jongeren lui.

Wat als ik je vertel dat er toch een andere weg is? Niet door alles in de diepte te doorgronden, maar door horizontaal te surfen van de ene ervaring naar de andere? Zo is de onder jongeren razend populaire tv-reeks ‘In Vlaamse Velden’ er wellicht veel efficiënter in geslaagd om de betekenis van ‘De Groote Oorlog’ aan jongeren duidelijk te maken dan uren les over dit onderwerp. Dit populaire medium biedt een ‘rijke ervaring’ die jongeren aanzet om zelfs al tijdens de uitzending via Facebook massaal gedachten, bronnen en ervaringen uit te wisselen.

Wie van jullie leest élke avond álles op Facebook? Je leest wellicht slechts enkele berichtjes. En toch ervaar je die als zinvol. Ze zijn namelijk genoeg om ‘intuïtief’ een gevoel te krijgen over wat er in je sociale netwerk speelt. Dat fenomeen noemen ze in sociale wetenschap ambient awareness. Zo gaan we – vaak buiten het onderwijs – om met informatie. We lezen korte stukjes uit de krant, berichtjes op sociale media, hebben korte gesprekjes … en die verbinden we om te komen tot betekenis of inzicht. Dat is een barbaarse manier van kennis verwerven, zegt Alessandro Baricco, auteur van het boek ‘De Barbaren’. Hierin beschrijft hij prachtig hoe de heersende beschaving vreest voor een invasie van Barbaren, die op een nieuwe, andere manier ervaring en kennis opdoen. Voor een barbaar is het verleden gedaan en als dusdanig niet relevant. Het is als een schat waarnaar je te lang moet graven. Toch is het net de kennis uit het verleden waar zo veel vakken zich nu op beroepen.

Echte innovatie komt vandaag niet meer voort uit een lineair vooruitgangsdenken waarbij je verder bouwt op de opgebouwde kennis uit het verleden. Wel uit het vermogen om snel stukjes informatie, kennis én betekenis met elkaar te verbinden. Nieuwe media zijn daar heel goed in. Vergelijk het met een flipperkast, waarbij elk contact de bal alsmaar sneller doet stuiteren. In de klas brengt de leraar de bal aan het rollen. Hij legt de problematiek op tafel en geeft het startschot. Tegelijk bedient hij als referentiepunt ook de flippers, kan hij de bal even opslokken om vervolgens meerdere ballen tegelijk in het spel te brengen. Elke bal is een vraag, een manier waarop je leerlingen de ‘hoeveelheid’ wereld die ze verzamelen, vermenigvuldigen. Zo kunnen ze sneller én beter de complexe wereld van vandaag begrijpen. De school slaagt er vandaag echter nog te weinig in om een ‘ervaring’ te zijn, waarin die hoeveelheid wereld exponentieel wordt vermenigvuldigd. Wil ze de kennishonger van haar jonge barbaren stillen, dan zal ze vooral daarop moeten inzetten.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. www.bertsmits.be

Dit artikel komt uit “Klasse voor Leraren van april 2014 (nr. 244)” van pagina 47 tot en met 47

De bril van Bert – Ook oudere leraren hebben steun van de collega’s nodig

Een nonkel van me is leraar aardrijkskunde in een secundaire school. Het archetype van een topleraar: gepassioneerd door zijn vak, maatschappelijk geëngageerd, met een enorm groot hart. Zo heeft hij altijd zijn camera bij de hand om waar dan ook de mooiste landschappen te fotograferen. Voor in de klas, zegt hij dan. Ik was dan ook erg aangeslagen toen hij op het familiefeest vertelde dat hij al een half jaar thuis zat. ‘Ik denk niet dat ik nog terug kan gaan. Het lukt niet meer.’ Straks wordt hij 60 jaar. Met de huidige pensioenregeling zal hij in principe nog door moeten gaan tot zijn 62ste. Een kleine veertig jaar heeft hij het beste van zichzelf gegeven. Maar nu voelt hij zich op, moe. Een afscheid in mineur.

Zelf zegt hij dat de school de laatste jaren erg veranderd is. ‘De leerlingen zijn niet meer dezelfde. Ze zijn anders, mondiger. Gezag handhaven wordt moeilijker. Zeker met ouders die sneller ‘juridische’ stappen zetten. Beslissingen van de leraar ‘aanvechten’ in plaats van ze te steunen. Ook de collega’s zijn veranderd. De school is erg gegroeid. Het is nog altijd mijn school, maar toch.’ Hij voelt zich er zichtbaar minder thuis. Daarbovenop komen de vele regels en administratieve verplichtingen. Daardoor voelt hij minder autonomie in zijn job, minder waardering. De school heeft ook geen andere taken of opdrachten voor hem. ‘Een vlakke loopbaan hé’. Geen ruimte om iets anders te doen. Plaats om de batterijen op te laden. Tijd om op adem te komen.

Als we aan starters denken, dan denken we vaak eerst aan jongere leraren. We vinden, terecht, dat zij begeleiding én ondersteuning verdienen bij hun eerste stappen in het onderwijs. Tijd om zich in te werken in hun vak. Coaching bij hun job. Steun van de collega’s en waardering voor de successen die ze boeken. Het woord starter geeft echter de indruk dat starten tijdelijk is. Daarna ben je ervaren en kan je het verder wel alleen. Toch zijn we allemaal op een bepaald vlak in ons leven starter. Ook leraren die aan de laatste fase van hun carrière bezig zijn. Zij hebben veel levenservaring en zijn, in het geval van mijn nonkel, vaak ook gepassioneerde vaklui. Toch is de context waarin ze vandaag hun leraarschap uitoefenen, erg veranderd. Op dat vlak is mijn nonkel net zoals zo veel generatiegenoten een starter.

Leerlingen en jonge collega’s beseffen vaak niet dat oudere leraren op een andere manier naar het leven kijken. Zo leven jongeren meer in het nu. Hun opvatting van tijd is anders. Niet meer lineair. Experten weten niet hoe de wereld er over tien jaar zal uitzien. Het verleden is daarvoor geen goede voorspeller. De school kan jongeren niet meer voorbereiden op de toekomst, maar moet ze helpen om te gaan met de uitdagingen vandaag. Jongeren vinden ook dat ze op elk moment van hun leven gelukkig moeten zijn. Alles moet nu zin, nut en betekenis hebben. Oudere mensen zijn echter opgegroeid met het idee dat levensloopbanen voorspelbaarder zijn. Ze bieden houvast en zekerheid. Denk maar aan de belofte om op zestig jaar met pensioen te kunnen. Tijden zijn veranderd. Enkel dit is zeker: dat niets nog zeker is.

Het is niet evident om daar als oudere professional mee om te gaan. Daar is ruimte, tijd, begrip en steun voor nodig, van collega’s en directie. En ja, het loont de moeite om daarin te investeren. We hebben de komende jaren iedereen nodig in het onderwijs. Zeker onze oudere leraren! Ik wil dan ook in het jaar van de starter élke leraar tot starter uitroepen. Maak op school tijd om samen uit te zoeken waarin jij starter bent. Wat vind je lastig? Waar kan je steun gebruiken? Wie van de collega’s (jong of oud) kan je hierbij helpen? Ga de dialoog aan, ook met je oudere collega’s, en je zal zien dat het leidt tot meer begrip, steun en waardering. Wie weet ben jij straks niet alleen mentor van je 25-jarige collega, maar ook van je 50-jarige voorganger. En ervaren zij de jeugdige en verfrissende steun om met evenveel passie en vooral energie te blijven gaan voor hun job.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. www.bertsmits.be

Dit artikel komt uit “Klasse voor Leraren van februari 2014 (nr. 242)” van pagina 45 tot en met 45

De bril van Bert – Mogen ouders ook meepraten over onderwijs zelf?

page_43_thumb_large (1)Ik ben te gast op de school van mijn kinderen. Hun school. Toegegeven: een gastvrije school. Ze nodigt me uit via papier en mail om te luisteren naar de klaswerking. Ik hoor er hoe mijn kind het doet in strak getimede maar hartelijke gesprekjes. Ik kom er bij wijze van steunbetuiging frieten eten, koop er kalenders of ga er naar een heuse ouderfuif. Zo is de school van mijn kinderen. Maar is het ook mijn school?In ons open oudercomité is iedere ouder welkom. We bedenken er acties die meer geld in het laatje brengen. We mogen ons uitspreken over thema’s zoals verkeersveiligheid. We kunnen indien nodig ‘klachten’ of ‘zorgen’ delen met de directie. Die gaan vooral over de kostprijs of invulling van extracurriculaire activiteiten. Ik ben zelfs welkom om klusjes op te knappen of op te treden als leesouder. Zo zijn er een aantal ouders die zich wellicht mee gastheer of gastvrouw voelen van de school.

Toch heb ik meer nodig om te kunnen spreken over ‘onze school’, alle goede bedoelingen ten spijt. Ik wil kunnen meedenken, meepraten over het kernproces op school: het onderwijs zelf. Helaas heb ik als ouder nog nooit zo’n uitnodiging ontvangen. De school denkt er wel over na op de pedagogische studiedag. Hét moment bij uitstek waarop ouders en leerlingen niet welkom zijn. We weten niet wat er op de agenda staat. We horen niet wat er uit komt. In het beste geval merken we er onrechtstreeks iets van.

Ouders krijgen zo niet de kans om het onderwijsleerproces te begrijpen. Wat er in de klas gebeurt, blijft een black box waar ze enkel over horen via foto’s op de klasblog, huiswerk van de kinderen of een infomoment. Voor leraren is het een gemiste kans omdat ze zo een heel kennisnetwerk onderbenutten. Ouders die meedenken, ja zelfs meewerken, kunnen leraren steunen, ontlasten en inspireren. Met wederzijds respect en waardering voor ieders kwaliteiten. Wat verhindert scholen om ouders bij hun kernproces – leren – te betrekken?

Je hebt leraren die wat er in de klas gebeurt als hun ‘terrein’ beschouwen. Daar hebben we de afgelopen jaren gelukkig al een hele weg afgelegd. Een ander veelgehoord argument is dat ouders niet bekwaam of opgeleid zijn om iets over leren te zeggen. Toch zijn zowat alle ouders haast dagelijks met leren en ontwikkelen van zichzelf of hun collega’s bezig. Ze hebben relevante beroepscompetenties en een zinnige mening over hoe leren het best verloopt. Heel wat leraren weten echter niet wat ouders professioneel doen, omdat beroepen niet meer in één woord te vatten zijn. Bij beroepen waar dit wel lukt, bijvoorbeeld arts of brandweerman, word je als ouder wél in de klas uitgenodigd.

Verder zijn er nog praktische argumenten: ‘Ouders hebben geen tijd. Ze gaan met twee werken. We moeten ze hiermee niet lastigvallen. Ouders willen niet meedenken.’ Argumenten die hun bewijskracht ontlenen aan het feit dat er altijd helpende handen te kort zijn of dat het oudercomité door steeds dezelfde mensen wordt getrokken. Maar ook hier vergeten scholen dat ouders uitnodigen om de tap te bemannen van een andere orde is dan ouders uitnodigen om mee na te denken over een nieuwe onderwijsvisie, of samen te zoeken naar manieren om het leren op school te verbeteren.

Als we deze obstakels overwinnen, ligt de weg open voor échte participatie van ouders. Je hebt in Vlaanderen al scholen die ouders, leraren én leerlingen betrekken bij het onderwijs zelf. Het zijn stuk voor stuk processen geweest van samen zoeken maar wel met hetzelfde resultaat: ouders, leerlingen en leerkrachten die fier zijn op hun school.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. www.bertsmits.be

Dit artikel komt uit “Klasse voor Leraren van januari 2014 (nr. 241)” van pagina 43 tot en met 43

De bril van Bert – Jongeren hebben liever likes op Facebook dan seks

Geluk, dat maak je zelf. Je bent zelf verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt. Dat willen talloze cursussen, boeken, tv-programma’s en artikels je in elk geval doen geloven. Ze houden je voor dat je gemakkelijk zelf je leven kan inrichten en reiken stappenplannen aan om die doelen te realiseren. Aangevuurd door de eindeloze stromen van gelukkige momenten, gedeeld via Facebook en Twitter, stuwen we met z’n allen de gelukslat naar onbereikbare hoogtes.

De brandstof om zelf je geluk te maken heet zelfvertrouwen. Gelukkige mensen zijn mensen die weten wat ze willen en het lef hebben om hun eigen ‘unieke’ keuzes te maken. Maar – zo blijkt uit verschillende studies – jongeren zijn haast verslaafd aan dat zelfvertrouwen. Activiteiten die het zelfvertrouwen een boost geven, zoals een compliment krijgen, of goede punten en likes op Facebook, zijn meer gegeerd dan een pintje drinken met vrienden, ja zelfs seks.

Dat zorgt voor problemen bij twee groepen jongeren. De ene met te veel zelfvertrouwen, de andere met te weinig. Jongeren met te veel zelfvertrouwen hebben het steeds moeilijker om toe te geven dat ze fout zijn geweest. Dat ondermijnt immers hun zelfvertrouwen, en dat is te vermijden. Je moet echter je fouten kunnen toegeven om te leren en om goede relaties op te bouwen. Een groot aantal jongeren met weinig of geen zelfvertrouwen groeit op in een minder stimulerende of minder veilige omgeving. Ze hebben niet het nodige lef om voor zichzelf op te komen, of ze raakten dat onderweg kwijt. En daar zijn ze zelf verantwoordelijk voor, zo vinden hun leeftijdsgenoten.

Het resultaat laat zich raden: almaar meer jongeren haken af. Ze zijn leeg, op van het streven. Ze blijven achter met gevoel van falen, een geknakt zelfvertrouwen. Paradoxaal genoeg staan onze opvatting van geluk en ons verlangen naar ervaringen die ons zelfvertrouwen bevestigen, dat geluk dus in de weg.

Sociale media zoals Facebook helpen daarbij niet echt. Wel integendeel. Wie deelt daar nu statusupdates waarin je faalt? Hier ligt volgens mij een belangrijke opdracht voor leraren. Vertel eens over je ‘glorieuze faalmomenten’, over hoe je je toen voelde en vooral: wat het je heeft bijgebracht. Het is voor jongeren erg leerrijk van iemand met meer ‘levenservaring’ te horen hoe je omgaat met imperfectie. Vertel hen dat je geluk samen met anderen ervaart, het is niet van jezelf alleen. Door jongeren daarna ook de kans te geven om hun ‘glorieuze faalmoment’ te delen, help je ze in elk geval om een meer realistische kijk op ‘geluk’ en zelfvertrouwen te ontwikkelen.

Voor de jongeren met weinig of geen zelfvertrouwen, is het cruciaal dat ze iemand tegenkomen die hen onvoorwaardelijk vertrouwen blijft schenken, vooral in de moeilijke momenten. Voor deze jongeren is de school vaak een van de weinige plekken waar ze zo iemand zouden kunnen tegenkomen. Ik hoop dat de school ook op dat vlak een experimenteerruimte mag zijn waarin iedereen op zijn tempo kan bouwen aan zelfvertrouwen en zelfsturing. Met vallen en opstaan en met de nodige relativering. Iedere keer opnieuw.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. www.bertsmits.be

Kijk naar Bert Smits in ‘Driemaal Woordwaarde ’ op tvklasse.be

Hoe krijg je leerlingen die efficiënt leren? Bert Smits legt in deze lezing uit hoe technologische ontwikkelingen als smartphones en Facebook een impact hebben op het leren van de generatie van morgen.

Dit artikel komt uit “Klasse voor Leraren van december 2013 (nr. 240)” van pagina 45 tot en met 45

De aankomende generatie organiseert zich veel efficiënter

Zelfstandig adviseur Bert Smits legt uit hoe de jeugd de bedrijfscultuur verandert.

Vanaf 2020 zullen we met minder mensen meer werk verrichten. We moeten dus de manier waarop we werken veranderen. Bert Smits, medeauteur van ‘De jeugd is tegenwoordig’, heeft alvast een gouden tip voor bedrijven: “Luister nu al naar jongeren. Neem hen serieus.

Lees meer: De aankomende generatie organiseert zich veel efficiënter (PDF)

Verschenen: Jongerenmagazine VDAB

GAS-boete vervangt mijnheer

Analyse Jongeren eerste slachtoffer van repressievere maatschappij

Is de jeugd van tegenwoordig vervelender dan vroeger, of voelen we een sterkere aandrang om hen te straffen als ze over de schreef gaan? ‘Door overal op onze strepen te staan, houden we zelf een logica van straffen in stand.’

Lees meer:  Artikel_bertsmits_demorgen_DONDERDAG 21 NOVEMBER 2013 (PDF)

Verschenen in De Morgen op donderdag 21 NOVEMBER 2013.

De bril van Bert – Leraren hechten te veel belang aan recepten. Die kan je ook in het kookboek vinden.

Wie de wereld niet kent, moet hem machteloos ondergaan.” Zo sprak Liesbeth Van Impe, politiek hoofdredacteur van Het Nieuwsblad, onlangs bij de voorstelling van het nieuwe boek ‘500 woorden die iedereen moet kennen om de actualiteit te begrijpen’. Studenten journalistiek – maar bij uitbreiding ook uit de lerarenopleiding – zouden de wereld namelijk niet meer begrijpen. Het ontbreekt hen aan ‘kennis’.

De onderwijsdebatten van de afgelopen maanden draaien in essentie om één ding: wat is de beste manier om leerlingen kennis bij te brengen zodat ze de wereld wél begrijpen? Deze vraag vertrekt vanuit de idee dat leren eenrichtingsverkeer is. Nochtans kunnen we als leraar en als ruimere maatschappij ook veel terugkrijgen van lerende jongeren. Zonder het zelf te beseffen, dragen jongeren immers essentiële kennis in zich om tot nieuwe vormen van samenleven en werken te komen. Daarom is de vraag niet hoe we ervoor kunnen zorgen dat jongeren de wereld beter begrijpen, maar eerder hoe we hen ertoe kunnen brengen om die wereld mee te maken.

Als een chef-kok zijn leerlingen enkel het recept geeft voor bearnaisesaus, zal hij dan door hen de perfecte saus voorgeschoteld krijgen? Allicht niet. Een goede kok moet weten waar hij op moet letten opdat de saus niet overkookt of schift. Dat vergt ervaring en inzicht. Dat is dus wat die chef moet overbrengen.

Ook heel wat leraren hechten nog te veel belang aan het overdragen van ‘recepten’. Loutere kennis en feiten, die studenten ook op internet of in (kook)boeken kunnen vinden. Dat kan efficiënter. Bovendien dragen heel wat leraren (te) weinig inzichten en ervaring over. Die ervaring is voor de leraar vaak te evident, te verborgen, en wordt daarom niet uitgesproken. Een gemiste leerkans voor de jongeren.

Vraag je jezelf soms af hoe vaak je nog met nieuwe, spannende dingen bezig bent? Dingen waarin je zelf nog wil en kan leren? Breng die vraagstukken mee naar de klas, en je zal iets moois zien gebeuren. Wat jou intrigeert en passioneert, kan je sterk overbrengen. Je kan uitleggen waarom het onderwerp boeiend en relevant is om te ‘kennen’.

Vervolgens breng je de echt complexe wereld in de klas. Geen in vakjes gestopte, perfect didactisch opgedeelde leerstofonderdelen, maar real life content, zoals jij het ervaart. Vraag je studenten om online op zoek te gaan naar achtergrond en informatie. Jullie kunnen samen bronnen vergelijken op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Zo leg je verschillende laagjes informatie naast en op elkaar.

Net omdat het ook voor jou nieuw is, ga je je professionele redeneervermogen activeren. Je denkt luidop na, je stelt vragen, je zoekt, je duidt, je toont hoe je een probleem kan aanpakken. Je expliciteert wat anders impliciet blijft en helpt leerlingen een stukje van de wereld te begrijpen.

En de leerlingen? Die kunnen je misschien verrassen met hun ‘brilliantly stupid questions’… Zo ontwikkelen jullie samen nieuwe kennis om eens stukje van de wereld van morgen te maken. Dan ‘pakt’ de saus altijd.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. Hij is mede-oprichter van het ‘Mysterie van Onderwijs’, een platform dat innovatie en ondernemerschap in onderwijs wil stimuleren. www.bertsmits.be

Dit artikel komt uit

Klasse voor Leraren van november 2013 (nr. 239)
Van pagina 53 tot en met 53

De bril van Bert – “Trial and error: dat leren de beertjes van Meichenbaum je niet”

“Leerlingen hebben vandaag geen werkhouding meer. Ze beginnen gewoon aan een opdracht zonder te lezen wat ze moeten doen. Zonder plan.” Dat hoorde ik laatst leraar aardrijkskunde Christine zeggen in de lerarenkamer. Aan het instemmend gemompel te horen, is zij niet de enige die daar last van heeft. Maar is het wel altijd relevant om eerst de instructies te lezen?

Als ik een nieuwe gsm koop, lees ik nooit eerst de handleiding. Ik begin gewoon en probeer te begrijpen hoe dat ding werkt. Trial and error. Bij veel gsm’s zit er tegenwoordig zelfs geen handleiding meer bij. Wel een link naar het internet. Rondom ons zijn dingen veel complexer geworden. Het is eenvoudiger maar vooral ook efficiënter om gewoon iets uit te proberen. Snappen wat de interne logica is. En als je vastzit, dan vraag je het gewoon. Aan zoon, broer, collega. Iemand die er meer van kan dan jij en je just in time kan helpen met je vraag. Zonder exposé over wat je gsm nog allemaal kan.

Dat jij en ik, maar ook kinderen en jongeren, vaker gewoon aan iets beginnen in plaats van ons vooraf uitgebreid te informeren, is een vorm van adaptatie. De wereld verandert immers razendsnel. Informatie woekert. Het is simpelweg niet meer te doen om vooraf alles te weten.

Toch verloopt heel wat leren op school nog lineair. Daarbij leren we leerlingen graag de werkhouding aan van de beertjes van Meichenbaum: 1. Wat moet ik doen? 2. Hoe ga ik het doen? 3. Ik doe mijn werk. 4. Ik kijk mijn werk na, wat vind ik ervan? Meichenbaum biedt met zijn vragen structuur en houvast om relatief eenvoudige, planbare taken tot een goed einde te brengen. Dat is voor een deel van de leerstof vandaag nog relevant. Maar zijn vragen zijn ontoereikend wanneer het wat complexer wordt.

Zo gaat Meichenbaum ervan uit dat de opdracht die voor je ligt relevant is. Maar is dat wel zo? Heel wat leerlingen van ‘Generation Why’ vragen zich eerst af waarom ze iets moeten doen. Als je daar geen antwoord op kan geven, is hun motivatie al grotendeels weg. Het eindresultaat visualiseren helpt leerlingen om zich beter te oriënteren en de essentie te vatten. Vervolgens kunnen ze een eerste stap zetten. Niet vooraf een heel stappenplan uitdokteren. Want de kans dat ze dit plan feilloos kunnen volgen, is eerder klein. Onderweg duiken er voortdurend nieuwe opportuniteiten of informatie op, waardoor ze hun opdracht moeten bijsturen. En als ze onderweg ‘vast’ zitten? Dan is het relevant dat leerlingen zich afvragen wie hen kan helpen.

Samengevat zouden de ‘beertjes van Smits’ er zo kunnen uitzien: 1. Waarom is dit belangrijk? 2. Hoe ziet het mogelijke eindresultaat eruit? 3. Wat is een eerste stap? 4. Hoe heeft die eerste stap gewerkt ? 5. Wat is een volgende stap? 6. Brengt dit mij dichter bij mijn resultaat? 7. Ik zit vast. Wie kan mij helpen?

Die dingen kan je op school leren. Van iemand die weet waarom iets belangrijk is. Iemand die kan vertellen hoe het zou zijn, mocht je iets kunnen of weten. Iemand met een groot netwerk dat je verder helpt. De leraar, dus. Zo brengen we leerlingen een werkhouding bij die aangepast is aan de noden van vandaag. En morgen.

Bert Smits is sociaal pedagoog, auteur en ondernemer. Hij is mede-oprichter van het ‘Mysterie van Onderwijs’, een platform dat innovatie en ondernemerschap in onderwijs wil stimuleren. www.bertsmits.be

Dit artikel komt uit “Klasse voor Leraren van oktober 2013 (nr. 238)”

Van pagina 55 tot en met 55

 

Co-creatief leidinggeven

Razendsnel is een understatement voor het tempo waarop de dingen rondom ons veranderen. Ik ken geen enkele organisatie die op dit moment niet één of ander verandertraject heeft lopen. Er heerst een constant crisisgevoel. We moeten meer doen met minder. Het moet slimmer, efficiënter. Niemand weet echt wat de toekomst brengt. Ook de leiders van weleer niet. Je zult maar leidinggevende zijn vandaag. En toch verlangen mensen naar (een baas met) gezag. Iemand die zegt wat er moet gebeuren …

Zo lijkt het tenminste. Waar ze echt naar verlangen, is om weer vat op dingen te krijgen. Een zekere vorm van stabiliteit. Lang konden ze die vinden in de stabiele structuren van organisaties. Maar ook bij leidinggevenden die omwille van hun ervaring en expertise wisten wat komen zou. De tijd van ‘expertleaders’ is voorbij. Vandaag moet je als baas je team co-creatief kunnen leiden.

Tell me why

Co-creatief leidinggeven biedt een antwoord op het verlangen naar gezag en houvast. Dat laatste bereik je omdat medewerkers bij deze manier van werken meer zelf aan het stuur zitten van wat er te doen staat en hoe dit op de beste manier kan. Als leidinggevende is het vooral je rol om aan te geven waarom een bepaalde opdracht belangrijk is. Veel bazen denken onterecht  dat ze op elk ogenblik slimmer moeten zijn dan hun medewerkers. Als baas moet je immers (beter) weten wat medewerkers moeten doen en hoe een probleem moeten worden opgelost. Niet dus.

Om aan te geven waar het fout loopt, heeft Simon Sinek een interessant én eenvoudig model bedacht: The Golden Circle. In de klassieke vorm van leidinggeven wordt aangegeven wat medewerkers moeten doen. In een veranderende context is dat echter lastig. Daarom wordt er veel energie gestopt in het anders aanpakken van het ‘wat’ (cfr. verandertrajecten). Ook het  ‘hoe’ verandert daarbij vaak. En ook daar blijven we achter de feiten aanlopen. Over het ‘waarom’ wordt vaak niets eens gesproken.

Het gaat dan over een verbinding maken met de missie van een organisatie, de bestaansreden van een team gekoppeld aan de voorliggende uitdaging. Dat is de essentie en iets wat veel langer ‘stabiel’ blijft. Door als leidinggevende van daaruit te vertrekken, creëer je stabiliteit, een oriëntatiepunt waarrond heel wat kan bewegen en veranderen. De ‘Why’ is het kader waarbinnen je medewerkers kan uitnodigen om mee te denken over de aanpak.

Van binnen naar buiten dus en niet omgekeerd. Op die manier creëer je niet enkel houvast maar ook transparantie en een punt waarlangs een leidinggevende en collega’s feedback kunnen geven en krijgen. En dat bevordert de autonomie, de motivatie en uiteindelijk het welbevinden van medewerkers.

‘Wat’ is co-creatief leidinggeven?

Nu we weten waarom het belangrijk is, is het goed om even stil te staan bij wat het dan precies is. Co-creatief leidinggeven is samen uitdagingen aanpakken die medewerkers, partners en klanten als lastig en complex ervaren. In het co-creatief werken zijn drie kernelementen van belang:

  • Participatief leiderschap
  • Eigenaarschap
  • Toekomst – en actiegericht werken

Hieronder bespreken we deze kort.

1. Participatief leiderschap

Het is belangrijk dat de ‘leidinggevende’ geregeld aangeeft waarom iets belangrijk is en wat het kader is waarin gewerkt kan worden. Dan ontstaat er ook echt ruimte voor medewerkers om te kunnen instappen.Kenmerkend voor participatief leiderschap is dat zodra doel en richting bepaald zijn, je ruimte laat voor initiatief uit het team.

Co-creatie is gebaat bij een leider die niet enkel volggedrag beloont. Wie aanstuurt op autonomie, juicht innovatieve ideeën toe. Een participatieve leider moedigt zijn collega’s aan om hun knowhow samen te leggen en in overleg besluiten te nemen. Dit medezeggenschap zorgt ervoor dat medewerkers meer betrokken zijn bij het geheel van hun team of organisatie. Die betrokkenheid heeft niet enkel een gunstig effect op de arbeidsmotivatie. Het zorgt er ook voor dat collega’s spontaan zelf meer vernieuwende voorstellen gaan formuleren.

2. Eigenaarschap

Co-creatie legt de uitdaging (terug) in de handen van diegenen van wie de uitdaging is. De betrokkenen blijven eigenaar door de uitdaging(en) zelf te bepalen, te formuleren en er oplossingen voor uit te werken. Deze manier van werken heeft als voordeel dat medewerkers de ‘uitdaging’ waar ze voor staan, aanvoelen als een persoonlijke opdracht. Dit zorgt voor een mentale focus bij je medewerkers. Ze denken meer na over oplossingen en opportuniteiten. Ze spreken hun netwerk gerichter aan en speuren mee naar relevante informatie. Deze manier van werken geeft medewerkers het gevoel dat ze competent zijn en erkent hen in hun professionaliteit.

3. Toekomst en actiegericht werken

Het is belangrijk om een wervende en gedeelde visie te hebben over hoe het ‘eindresultaat’ van de uitdaging er kan uitzien. Door dit te visualiseren, creeër je verbinding en commitment. Bovendien worden zorgen, verlangens en belangen van bij de start expliciet. Dit toekomstbeeld kan dan worden gebruikt als toetssteen voor de keuzes die je als team onderweg moet maken. Zonder jezelf vast te rijden in een strak – en vaak onwerkbaar – stappenplan.

Als je deze finaliteit vastlegt, ontstaat er ruimte voor verschillende denksporen of manieren van werken. De rijkdom van een co-creatief proces bestaat erin om de aanwezige diversiteit te benutten en  verder te bouwen op elkaars input. Door het proces op deze manier in te richten, vergroot de kans op ‘collectief’ leren.

Een bijkomend effect van het feit dat je medewerkers aanspreekt om zelf met ideeën te komen, is dat dit bijdraagt tot persoonlijke professionalisering. Zo worden ze eigenaar van hun eigen veranderingsproces.

Naast aandacht voor een gedeelde toekomst is het ook belangrijk om toe te werken naar een concrete ‘output’ die ook in de praktijk kan uitgetest worden. Volgende uitgangspunten uit de ‘oplossingsgerichte benadering’ zijn ook in deze context relevant:

  • Richt je op wat in de toekomst kan werken en niet op wat in het verleden niet gewerkt heeft of nu niet werkt. Doe meer van wat nu al goed werkt.
  • Blijf niet te lang hangen bij doorgedreven analyses van de oorzaken van een probleem. Het is interessanter om te onderzoeken wat maakt dat bepaalde aspecten in het verleden wel hebben gewerkt.
  • Focus op oplossingen. Beperk dit niet tot een vrijblijvende brainstorm. Onderzoek aan welke voorwaarden een goede oplossing moet voldoen.
  • Durf te werken met kleine stappen in de richting van de oplossing. Denk groot, begin klein. Dan zien de betrokken dat het (minstens) beetje bij beetje gaat.
  • Hou het niet bij praten alleen. Onderneem actie. Probeer zaken uit en trek daaruit conclusies.
  • Doe beroep op de kwaliteiten van alle mensen die betrokken zijn.

Tot slot

Co-creatie brengt de sterktes van individuen met elkaar in verbinding. Je haalt het beste uit mensen door hen elkaar te laten versterken. Als gevolg van de connecties die de betrokkenen in een cocreatief proces smeden, treedt er een multiplicatie-effect op. Zo ontstaat een collectief rendement dat groter is dan de som van de delen. In een context waarin we slimmer en efficiënter moeten werken, hebben we eerst co-creatieve leiders nodig die een team kunnen (bege)leiden om meer uit zichzelf te halen.

 

Over de auteur

Bert Smits

Entrepreneur

surf to www.bertsmits.be
follow me @bertsmits
let’s connect www.linkedin.com/in/smitsbert

Referenties:

Larock, Y. Smits, B. Vandeputte, S.: De cocreatieve School IMPULS, 42e JG., NR. 3, JANUARI-MAART 2012, 152-158:
Dhert, S. Hermans, K. Smits, B. Wouters, R. (2013). Leren uit de toekomst: Lannoo Campus. Leuven